Het is tijd voor achterstallig onderhoudswerk aan mijn rechterhand, mijn schouders en mijn nek. Daar zitten terroristische enclaves van overtollig kraakbeen. Het is de avond voor de grote slachting. Ze gaan me op drie plaatsen openmaken. Ik ga nog even bij Abel langs. Hij studeert voor zijn tweede zit. We hebben gegeten en afscheid genomen. 'Live long en prosper.' Ik fiets langs het Middelheimpark naar het kinderziekenhuis. Na een kort medisch onderzoek kom ik op de afdeling chirurgie terecht, tweede verdieping, kamer 805. Het is een futuristische, steriele plek. Ik pak wat spullen uit. Mijn tandenborstel, een draagbare cd-speler, kleding en het boek van Roland. Boven het beeldenpark hangt een prachtige zonsondergang. Dit zou mijn laatste avond op aarde kunnen zijn. Geeft niet. Ik ga op bed liggen, zap de televisie aan en kijk naar een documentaire over mummies op 'National Geographic'. De televisiebeelden mengen zich met visioenen van scherpe messen, dokters en planeten. Het zou vreemd zijn als dit leven morgen ophoudt. Ziekenhuiskamers zijn filosofische plaatsen. De nachtzuster hangt een papier aan mijn bed. Er staat een mooie tekening op en de tekst: dit patiëntje moet nuchter blijven. “Je mag het inkleuren”, zegt ze glimlachend. “Ik zal me inhouden”, antwoord ik. Ze ziet de uitgemergelde lijken van Egyptische farao's op de televisie. Nog voor ze kan reageren, zeg ik:“Ik weet het ... drukke dag morgen. Deze mummie is klaar voor de nacht.” 's Morgens word ik als eerste naar het slagveld gereden. Het is een verwarrende tocht op een rammelend bed. De botsingen tegen muren en liftdeuren klinken ver weg. De narcose maakt me zwaar en moe. 'Powering down systems.' “We gaan je op de operatietafel leggen.” Een aardige mevrouw in een groen pak begint dopjes op me te plakken. “Dit is om je hartslag te meten. Kijk maar…" Ze wijst naar apparaten die aanspringen. Kleine golven… Ik lig op een strand. Mijn hartslag bepaalt het ritme van de zee. Even later wordt het donker en is er niets meer.
De felle lampen aan het plafond dringen het eerst tot me door. Ik hoor technologische bliepjes en gemompel. Het is koud. “Je ligt nog beneden voor observatie. We gaan je zo terug naar boven brengen”, hoor ik iemand zeggen. Ik word wakker op mijn kamer. Waas is er. Ze kijkt me aan alsof ik net een zwaar ongeluk gehad heb. Overal zit geel poeder. Het is ontsmettingsmiddel van de operatie. Mijn hand ligt op een kussen, verpakt in verband. Er zit iets vervelends in mijn nek. Mijn lichaam wil van de verdovende middelen af. Er staat zo'n typisch kartonnen kotsbakje op het kastje naast mijn bed. Waas maakt mijn lippen nat met een washand. Ik voel de pijn zoemen. Het is stilte voor de storm, fase één. Over enkele uren is de narcose uitgewerkt. Dan begint fase 2, het pijntijdperk. Ik lig aan een infuus. Het water druppelt door een slangetje naar beneden. Een fris stroompje dat via een naald mijn arm in duikt en zouten en suikers levert aan mijn beschadigde lichaam. Dit infuus is deel van mezelf, lig ik te denken. Het is een gek gevoel aangesloten te zijn op systemen die naast je staan te druppelen. Waar zal in de toekomst de grens liggen? We worden steeds kunstmatiger... Cyborgs en robots. Dit ziekenhuis is een garage voor het menselijk lichaam. Waarschijnlijk zijn het de druppels die me heel filosofisch maken. Drugs of verdovende middelen wat is het verschil? Het zijn sleutels tot andere werelden en hier, in dit ziekenhuis, mag het. Televisietoestellen zijn meer dan plastic, glas en draadjes, het zijn ook schitterende verhalenvertellers. 'Wormholes' naar verre werelden; koraalriffen, ijsvlaktes en ruimteschepen vol 'aliens' die in donkere metalen schachten achter 'officer Ripley' aanzitten. (het filmkanaal zendt alle 'Alien' films na elkaar uit) Ik zap. Wie zegt dat ik minder mobiel ben? Mijn bed vliegt over groene vlaktes en warme zeeën. National Geographic zendt een reportage uit over ijsberen die een gevaar vormen voor een aantal dorpen in Groenland. De beren worden verdoofd en terug op het ijs gezet. “They're getting darted a lot”, zegt de man in de reportage. Ik ken het gevoel. Ik kan niet slapen. Het 'standby'-lampje van de televisie is mijn enige houvast. Een kleine ster. Er vliegen muggen rond mijn hoofd. Ze steken en vallen slapend neer. Het is de narcose in mijn bloed. Mijn tong, lippen, alles smaakt chemisch. Hier lig ik dan, tussen slapende mugjes. Af en toe komen er twee aardige nachtzusters kijken of alles in orde is. Eentje lijkt op Morticia Adams. Ze brengt me wat luchtige koekjes en cola. Ik moet plassen maar het gaat niet. Misschien komt het omdat ik lig. Speelt de zwaartekracht een rol? Hoe doen astronauten dit? De thee is suikerig en lauw. Ik slurp voorzichtig aan mijn rietje en eet een boterham met confituur. Even later word ik gewassen door mooie verpleegsters die me optillen en inzepen. Het kietelt. Ze spreiden nieuwe lakens uit en leggen me voorzichtig neer. Een van de zusters steekt een koude thermometer onder mijn arm. Ik kan mijn nek niet meer draaien. Er zit niet meer genoeg vel. Mijn rechterhand ligt nog steeds nutteloos op een kussen. Mijn gezwollen vingers voelen bevroren aan. Ze lijken van iemand anders. Ik heb de moed niet om ze te bewegen. Er woedt een storm in de holte van mijn hand. Ik voel het bloed door mijn aderen stromen, geklop van zware verbouwingswerken. Alsof ik iets heel pijnlijks vasthoud dat ik niet kan loslaten. Ik kan iets vragen voor de pijn. Maar dat gaat niet zonder gezichtsverlies. Het is moeilijk uit te leggen. Het heeft te maken met de manier waarop de verdoving wordt aangebracht. Eén voordeel... mijn hand leidt de aandacht af van mijn nek. Mijn schouder voel ik helemaal niet. Vreemd, zouden ze het vergeten zijn? Er zit wel verband. Dokter Lagey zal zo wel langskomen. Waas is er rond de middag. Ze heeft een fles wodka bij. Het was blijkbaar het eerste dat ik gemompeld heb toen ik gisteren uit de narcose kwam. Er liggen ijsblokjes in mijn ijskastje naast het bed. Dagen duren lang als je in een ziekenhuisbed ligt. Ze zijn gevuld met kleine, lokale bekommernissen. Het is interessant om te zien hoe prioriteiten verschuiven. Ik glij langzaam naar beneden. Na een tijd kan ik de televisie niet meer zien en kan ik niet meer bij de tafel. Ik heb ondertussen ontdekt hoe ik me met één arm kan optrekken naar een hogere positie op het bed. Het is een belangrijke doorbraak in het terugwinnen van mijn zelfstandigheid. Ik had het eerst niet door maar de matras waar ik op lig kan stijgen en dalen. De afstandbediening ligt voor me op de tafel. Knoppen die kleine aardbevingen en landverschuivingen veroorzaken. Ik durf er niet op duwen. Voor hetzelfde geld klapt het bed als een muizenval dicht. Het is een gek gevoel in de armen te liggen van een onvoorspelbare robot. Ziekenhuisbedden worden steeds beweeglijker. In de toekomst kan je de kamer uitrijden en uitstappen maken naar het park. De zon schijnt en ik droom van verplegende machines die je overal naar toe brengen. Yourie komt langs met een zak colaflesjes en snoepletters. Zo kan ik toch nog schrijven. Eetbare snoepzinnen. Er valt een colaflesje achter mijn schouder. Ik weet waar het zit, maar ik kan er niet bij. Het smelt langzaam weg. Lekker zacht. Ik ruik de zoete geur van cola. De laatste thermometer gaf nog een lichte koorts aan. Mijn vingers blijven dik. “Je moet je hand hoger houden,” zegt dokter Lagey. “Zuster wil u zo vriendelijk zijn om nog een kussen te halen?” Zijn kalme, grijze verschijning stelt me gerust. Dokter Lagey is mijn huischirurg. Hij sleutelt al aan mijn botten sinds ik een jaar of vijf ben. Vroeger was het veel erger en moest ik elke zomer voor een pitstop het ziekenhuis in. Het is middernacht. Morticia legt ijs op mijn vingers. Ik kijk met een half oog naar de film 'Cast Away' op het filmkanaal. Het vliegtuig van Tom Hanks is neergestort en hij is als enige overlevende aangespoeld op een tropisch eiland in de Stille Oceaan. Ook ik leef tegenwoordig op een klein eiland. Mijn hele wereld ligt binnen handbereik op een tafeltje naast het bed. Ik heb ondervonden hoe waardeloos mijn linkerhand is. Vallende glazen en snoepjes die overal terecht komen. Normaal doe ik dit met mijn rechterhand. Het was me nooit zo opgevallen. Mijn eiland heeft geen palmbomen en aangespoelde reiskoffers maar snoep, een bril, boeken, muziek, afstandsbedieningen van het bed en de televisie, een kotsbakje, een urinaal en een glas water met een rietje. Dat is het. Een kleine reservaat. Voor alles daarbuiten heb ik verpleegsters nodig. (ramen openen, flessen opendraaien, eten snijden) Ik kan ze gelukkig, met een druk op de knop, tevoorschijn toveren. Ik ben op eigen houtje naar het toilet gesukkeld. Dag drie, niet slecht. Ook hier zit een knop om verpleegsters te roepen. Ik kan mijn hoofd nog niet draaien. Een strijkplank is eleganter... ondertussen moet ik mijn hand zo hoog mogelijk houden. Het resultaat in een vreemde robotachtige dans. Ik heb niet veel keus. Pijn is de choreograaf van dienst. Het verbaast me hoe weinig je ziet als je je nek niet kan bewegen. Ik tast de muur af opzoek naar toiletpapier. Probeer het maar eens af te scheuren als je maar één hand hebt. Het blijft gewoon verder rollen. Ik kan het niet zien maar er ligt waarschijnlijk al een hele berg toiletpapier op de vloer. Wacht… als ik nu eens een stuk papier tussen mijn benen klem. Dan komt mijn hand vrij en kan ik die gebruiken om het af te scheuren. Gewond zijn brengt een heel eigen werkelijkheid met zich mee. Ik moet denken aan gewonde mensen in de geschiedenis. Mmm... misschien toch wat grof om mezelf te vergelijken met soldaten in WOI. Dit is luxe, deze ziekenhuiskamer met televisie en afstandsbediening. En toch, dit zouden verwondingen kunnen zijn die ik opgelopen heb in de slag om Hill 60 of een aanval van krokodillen tijdens een oerwoudexpeditie. Indiana Jones in het Middelheim. De pijn, misselijkheid en zenuwen moet je er maar bij nemen. Een kleine prijs om wakker te zijn. Het woord 'JEUK' ligt in fel gekleurde snoepletters op de tafel. Fase 3 is begonnen, het 'jeuktijdperk'. Een teken dat mijn wonden genezen. Op zich positief maar ook onhandig. Probeer maar eens iets te doen met al het onbereikbaar gekietel. Soms kan ik mijn lach niet inhouden. Hoe doen mummies dit? Even later ligt er nog slecht 'EUK' op de tafel en daarna 'UK'. Schrijven met snoepletters is geen goed idee. Ze zijn veel te lekker. Donderdagmiddag, de vierde dag na de operatie, mag ik naar huis. Ik krijg een schuimrubberen band om mijn arm in te hangen en loop net als de Terminator naar de uitgang.
Niels Sverlow, 19 augustus 2002 |
Verhalen >