Verhalen‎ > ‎

gedachteboeken



Ze staan vergeten op een boekenplank. Schetsboeken die ik zelf volgeschreven, geplakt en getekend heb. Ik pak er één. Op de kaft staat een haventje met bootjes aan een steiger. Zo'n plek waar verhalen zich afspelen. Ik laat de vergeelde bladzijden langs mijn vingers ritselen en lees een paar slordige zinnen. 'We zitten op een sompig kampeerzeil. Ik voel paneermeel, een olijf, chips, omgevallen bierflesjes. Het is een probleem voor morgen. In de verte schitteren de lichten van het dorpje Bruinisse. Anneleen maakt mojito's op de tast. Ze geeft me een muntblaadje. 'Hier... voor in je gedachteboek. Een geurherinnering.' Het water van de Grevelingen glinstert. Elfjes? Vuurvisjes? We proberen ze op te scheppen. In het netje zitten kleine kwallen. We gebruiken de ochtend om terug op te kruisen naar Bommenede. Abel pakt een washandje uit het ruim. Ons oude, houten bootje kraakt op de golven'. In de bovenhoek van de bladzijde staat een datum, 25 augustus 2007.
 
Gedachteboeken zijn gekaft met krantenpapier, flyers van theaterstukken, een servet van Nathan's in New York. Ik pak er nog een paar en moet hoesten van het stof dat nu als een wolk boven mijn bureau hangt. Sommige zijn genummerd. Er was niet echt een plan. Ik heb ze één voor één volgeschreven en daarna zijn ze hier terecht gekomen, op deze boekenplank, dit kerkhof van oude gedachten. Ik blader verder, telefoonnummers, boodschappenlijstjes, dromen, lesideeën, gedichten.

Lara is tekeer gegaan met potloden en stickers van dinosaurussen en prinsessen. De blauwe en paarse lijnen dringen diep door in het papier. 3 mei 2011, toen was ze drie jaar. Een paar bladzijden eerder staan notities van een college Politiek en instellingen van de Nieuwste Tijd. De les ging over de 'Second Reform Act' van 1867. Een belangrijk moment in de ontwikkeling van partijstelsels gevolgd door wild gekriebel. De Rien Poortvliet kabouter heb ik getekend. We zaten waarschijnlijk in de auto of ergens te wachten. 'Weet je hoe je 'gaatjes' moet maken? Leg een blad op een oneffen vlak, neem een balpen of potlood, doorprik met de punt heel snel het papier en roep wild, 'regen, hagel, storm!' Als baby'tje vond ze de luchtverplaatsing van de bladzijden leuk. Met gedachteboeken kan je wind maken.

'Ik zet een plastic zak met boodschappen op tafel. Mijn gerbils gaan op verkenning. Een neergestorte luchtballon in het veld.'(Gedachteboek VIII, 23 mei 2004) Gedachteboeken maken alles mooier. Zodra het op papier staat is het van mij. Het heeft iets hebberig, een uit de hand gelopen verzamelen. In gedachteboeken van 2002 tot 2006 staan veel verhalen over gerbils. 'Streepje, Zeepje en Sneeuw slapen op een hoopje. Ze zien mekaar als dekens en kussens en willen liefst zelf een schone slaapplaats, vandaar de likjes. Een fris opgemaakt bed. Gerbils willen altijd spelen. Als je nieuwe tunnels bouwt gaan ze die snuffelend verkennen.' Het is leuk om deze kleine dingen op te schrijven. Bronnen maken. Anders is het weg. Gedachteboeken zijn mijn archief.
 
De vacht van onze hond Spike is waterafstotend geworden. We waren net aan het strand. Hij wordt niet meer nat als hij in het water gaat. Het was een tip van zijn ijsbeervrienden op de Noordpool. 'Bobbie, Pebbels…!?' hoor ik de buurman roepen op het pad voor het huis. In de krant staat een rubriek over het dagelijks leven in Irak. Vandaag gaat het over honden uitlaten in oorlogstijd. Sluipschutters zijn een probleem. Er worden hondenbaasjes in Bagdad geïnterviewd. Het is zomer. Journalisten weten even niet wat schrijven en toch is het interessant. Kan je beschaving meten aan hoe mensen omgaan met dieren? Ik moet denken aan vakanties in Zuid-Europa en het daar met dieren gesteld is. Waas is in de ban van 'Greyhounds in Nood'. Een organisatie die mishandelde en afgedankte Spaanse galgo's naar België brengt. De honden komen van de renbaan en worden getraind door zigeuners. Help hen en het probleem van de honden is ook opgelost. Ik moet denken aan de middeleeuwse schaapherders van Montaillou die met hun honden door de Pyreneeën trokken. Hielden soldaten in WO1 huisdieren in de loopgraven? Het is het minst van je zorgen… hoewel dieren zijn gezellig. Het leger dat met dieren samenwerkt wint. Godzilla is er steeds vaker bij tijdens missies van het 'voorbereidingsleger'.(ongenummerd gedachteboek, 28 juni 2008.) Als ik iets interessant tegenkom ga ik zitten schrijven. Op stoepdrempels, bushokjes, achterbanken van auto's. Wat er voorhanden is. Door te spelen met woorden en zinnen zie ik dingen die ik anders niet zou zien. De ene zin vloeit voort uit de ander en er duiken verrassende gespreksonderwerpen of ideeën voor een les. Een balpen is een hakmes. Hoe langer ik schrijf hoe meer ik zie. 

Ondertussen liggen er verschillende gedachteboeken opengevouwen op mijn bureau. Glooiende velden vol ideeën. Ik lees verder. Het duurt even voor ik besef dat het om ruzie gaat. Een opsomming van argumenten. Ik heb gewichtige woorden gebruikt en toch weer geschrapt. Even oefenen… Deze boeken maken me rustiger. Ze bevatten niet alleen informatie. Ze veranderen me. Op 22 oktober 2010 staat: We gaan een instrument bouwen om het onderbewuste te onderzoeken. Het gaat om ontdekkingsreizen naar het 'ik'. Een tekening van een figuurtje drijvend in een tank met water verduidelijkt het idee. De psychonaut was een isolatietank die we op school gebouwd hebben tijdens een project over dromen. Aan de 'to do'-lijstjes op deze bladzijden kan je zien hoe het langzaam vorm gekregen heeft. (1. Verduistering PVR vragen aan Rudi, 2.Opdracht uitschrijven voor de commissie dromen en magie, 3. Zout kopen voor in de tank.) De boeken en films zijn tips van mensen met wie ik over het project gesproken heb. Gedachteboeken zijn een broedkamer voor projecten. Ze bundelen en richten energie. Op dit papier is alles mogelijk. Ik flits zonder veel moeite van Zeeland naar verre planeten. Ik hoef het maar te schrijven en ik kan er heen. In mijn rugzak zitten reusachtige werelden die ik altijd en overal bij heb. 'On the Road'. Elke volle bladzijde is meer plaats om te leven. Mijn gerbils kunnen dit beamen. Ze hebben een bruggetje naar de keuken waar ze samen met mij eten. De houtknagerij is een oude vogelkooi gevuld met wilgentakken. Hun tempel is een zeepbakje. Ze slapen schommelend in een kokosnoot boven mijn bureau. Alles is verbonden door buizen gemaakt van frisdrankflessen. Deze gerbilwereld is het resultaat van verhalen. Dit papier is vruchtbare ondergrond. Zaai ideeën op deze bladzijden en ze nemen snel toe. 
  
National Geographic zendt een documentaire uit over een man die leert kajakken in Groenland. Hij wordt langzaam gek. Het wordt er niet donker in de zomer. Eskimo's wonen in prefabwoningen op de rotsen. Er staan schattige zeehondjes op het menu. Hij wil ze eerst niet doden, maar die weerstand verdwijnt snel. De materiële situatie bepaalt je moraal. Rond de huizen liggen stapels walrusschedels en visgraten. Het hele dorp komt samen voor een feestmaal. Zeehond gevuld met gestroopte vogellijfjes. Het beest wordt begraven onder een berg stenen. Na een paar weken is hij klaar om gegeten te worden. Eskimojongens zitten urenlang doodstil op de rotsen. Ze hebben een stok met een netje eraan. De vogels vliegen in grote zwermen voorbij. (ongenummerd gedachteboek, 25 januari 2009)  
    Gedachteboeken staan vol landschappen en personages. Ze bevatten grote hoeveelheden zand, ijs, zeehonden, ridders, sterren, mooie meisjes. Grondstoffen om verhalen mee te schrijven. Deze boeken zijn mijn atelier. Overal liggen woorden en zinnen. Ik werk aan een verhaal over het 'voorbereidingsleger'. Grote filosofen, politici en holbewoners lopen hier in en uit. Er wordt druk gerepeteerd. De dieren horen bij een verhaal over een opstand in de Zoo van Antwerpen. In de archieven liggen nog scenario's klaar. Over een zoektocht naar de Inca's en een opgraving op een tropisch eiland. Deze verhalen hebben decors en rekwisieten nodig. Ik kijk documentaires, blader in tijdschriften en loop met een sprokkelende blik door musea. In een ongenummerd gedachteboek van dit jaar staat een lijstje van voorwerpen uit het Rijksmuseum in Amsterdam. *1. Schild van een elandgewei afkomstig uit de grafkapel van Keizer Lodewijk de Vrome in Metz (11de/ 12de eeuw) 2. Kruisboog, Nederlanden (1500 nc) hout ijzer, been. Opspanner met katrol, schiet 30 meter, kost veel tijd om op te spannen, 3. Blok geperste Pu-Er thee, kunstobject van Ai Wei Wei (1975) dat verwijst naar de Minimal Art in de Verenigde Staten 1960-70. 4. Kist, Italië, (1450) met wapenschilden van opdrachtgever, gevuld met kostbaarheden, was een geschenk bij een huwelijk.* Ik weet nog niet wat ik met deze spullen ga doen. Ook de foto's afkomstig uit tijdschriften, zijn eventuele decors voor verhalen. Het haventje op de kaft van het ongenummerde gedachteboek uit 2003 is een nieuw hoofdkwartier van het voorbereidingsleger. Ik wist het onmiddellijk toen ik de foto zag. Er hangt iets heroïsch in de lucht. De bootjes kunnen elk moment uitvaren. Op het strand van Diazbeach en het Paaseiland wachten troepen op instructies. Ideeën genoeg en toch weet ik niet zeker of deze verhalen er echt komen. Dit gevecht met woorden en zinnen is tijdrovender dan ik had vermoed. Spullen verzamelen is eenvoudig maar hoe vertel je een verhaal? In dit atelier wordt aan verschillende scéne's gewerkt. Voorlopig lukt het niet. Geeft niet. Het is een leuke plaats. Ik ben liever in Groenland met een bende ridders, piraten en schilders dan op een treinperron of aan het loket van de bank.  

Er wappert een engelse vlag boven de duinen. Een slinger van kleine vlaggen verbind een paraplu met een schepnet. Alles is bevestigd met veters. Ons kamp ligt aan de rand van de Grevelingen. Ik hoor luitjes snurken. Er steken een paar benen uit een rubberboot. Achter de duinen ligt het strandje van de nieuwe jachthaven. Laar en ik drijven als krokodillen in het water. Ze smeert modder in mijn haar. 'Shampoo, shampoo, shampoo', neuriet ze. Het is 30 graden. De koele modder voelt zacht en dovend aan op mijn verbrande rug. We zijn ooit begonnen als beestjes in het slijk. De luitjes zijn een paar dagen in Bruinisse. Dries, Renée en ik zijn gisteren naar hier gefietst. We zijn om negen uur in Antwerpen vertrokken. Na twee uur fietsen gaat de haven over in dijken en polders. We hebben op terrasjes in Yerseke en Wemeldinge gepraat over Noam Chomsky en wetenschappen en gezwommen in het kanaal bij Wilhelminadorp. Ik luister op mijn iPod naar de 'Fiction Podcasts' van de New Yorker en de mooie stem van Deborah Treisman. Ik weet nog precies waar ik welk verhaal gehoord heb, 'The Reverse Bug' van Lori Segal, 'The Lottery' van Shirley Jackson en 'Baader-Meinhof' van Don Delillo. Ze zijn in de polder blijven hangen. De zeelandbrug is een ervaring. Het eindeloos rechte fietspad hoog boven de Oosterschelde lijkt wel een landingsbaan voor dingen die nog uitgevonden zullen worden. Grootse landschappen en bouwsels roepen gedachten bij me op over sterren en het heelal. Zo is bewustzijn ontstaan. Ik moet aan de apen van Jane Goodall denken die een waterval bewonderen. Het lijkt wel alsof ze het mooi vinden. Vanmorgen zijn de andere luitjes gearriveerd. Nu zitten we hier aan het water, hopend op verkoeling. Dokter Nic lijkt weggelopen uit de Matrix. Hij draagt zoals gewoonlijk een zwart T-shirt, zwarte broek, zonnebril. Hij en Stefanie gaan zo naar Zierikzee. Ze willen de Monstertoren beklimmen. De Grevelingen is bezaaid met witte zeiltjes. We praten wat over deze vreemde vloot. Ze gaat nergens naar toe, vangt geen vis, voert geen oorlog… rijke mensen op een bootje, dobberend. De inwoners van Bruinisse hebben hier eeuwen lang tegen weer en wind gevochten. Hadden ze ooit kunnen vermoeden dat de wereld zo leuk zou worden. Welke functies zou het meer in toekomst hebben? In het ondiepe water voor het strandje drijven grote trossen zeewier. 'Sla!', roept Laar enthousiast. Ze brengt het wier in een bootje naar het strand, vult een plastic vrachtwagen en legt snel een weg aan naar de stenen. 'Buur jij mee sla wassen?' Ze duwt een plantenverstuiver in mijn handen. We wassen het wier en slingeren het gillend terug in het water. Ondertussen ligt Helena met haar beentjes te trappelen in een nest van handdoeken en dekens. Anneleen heeft de lappendekens zelf gemaakt. Ze zijn ideaal om gezellige kampen mee te maken. Ik lees het nrc.next in de schaduw van een paraplu. Slawassen is vermoeiend. Wendy verstuift wat mist met de plantenspuit en valt in slaap. Lara krijgt een broertje of zusje. Op het strand barst weer een modderoorlog los. Ik zet Lara en Elmo in de rubberboot en peddel… 'Sneller Buurman.' Abel, Renée en Dries omsingelen de boot. 'oh nee piraten… pas op!' Er volgt een veldslag van gegil en gespetter. De eilanden in de verte liggen buiten ons bereik. We hebben er vaak overnacht. Dit jaar zijn er geen zeilexpedities met het Capriooltje. Het oude vrouwtje uit Brouwershaven is overleden. De jachthaven hier verhuurt ook kleine kajuitboten. Ze zijn een stuk duurder. De bootjes zijn van polyester en pastic. Ze kraken niet op de golven. Ik pols of er toch interesse is in een nieuwe expeditie. Als iedereen een stuk betaalt bezitten we allemaal een aandeel in de onderneming. Niet de VOC maar de VLC (Verenigde Luitjes Compagnie). Een bedrijf dat geen winst maakt. Wat is eigenlijk het doel? Laas staat als een reiger op de rotsen. Hij is altijd goed geweest in het nadoen van dieren; blauwe vinvissen, otters. Hij vangt krabben met een touwtje en staart geconcentreerd naar de kieren tussen de stenen.'S avonds eten we in de tuin. Negen luitjes in een iets te klein huisje. Onze kat Neelix woont in de groenstrook rond het huis. Hij is blij met alle aandacht. Ik heb een ladder tegen het tuinhuis gezet. Lara en ik houden ons hoofd klaar… we horen geronkel en even later is er een zachte botsing. Neelix is een kopjeskat.(Gedachteboek 24, 19 augustus 2012)
    Middeleeuwse koningen hadden kroniekschrijvers in dienst die hun roemrijke veldslagen beschreven. Ik vervul een vergelijkbare functie in onze vriendenkring. Luitjeskronieken vertellen over kampeeruitstappen, toneelvoorstellingen, het leuke badje en nieuwe luitjes. Het lijkt minder heroïsch… maar hier kan alleen de geschiedenis over oordelen. Jarenlang onderzoek in stoffige archieven leert dat er weinig overblijft. Vandaag is het nog erger. Niemand houdt emails, smsjes of telefoongesprekken bij. Luitjeskronieken worden door Lara verfraaid met miniaturen van vlinders en prinsessenstickers.
  
De rode hoed vliegt over een lege snelweg naar Hamel. Ik zit tussen twee kleine meisjes op de achterbank. Lara is in slaapgevallen. Haar nieuwe zusje Marit kijkt naar de voorbij flitsende straatverlichting. Explosies. Een ruimteoorlog die ze niet begrijpt. Ze probeert gezichten uit: rebellenleider op Mars, kindje dat net een vlieg gegeten heeft, oud mannetje. 'Heb je krampjes?' Ik wrijf zachtjes over haar buik. Ze zit te recht. Baby's zijn vormloze wormpjes. 'Larven' zegt Middas Dekkers. 'Wil je een tutje?' Laar heeft laten zien hoe ik het tutje zachtjes over Marit's lippen moet wrijven. Ze wil niet. 'Je hebt krabjes op je voorhoofd. Heeft Boris dat gedaan?' 'Doet ze zelf' zegt Abel in de achteruitkijkspiegel kijkend. 'Baby's hebben scherpe nagels. Je mag ze niet te snel knippen' zegt Wendy. Marit knijpt in mijn vinger en lacht… zou ze me herkennen? We zitten soms samen in de tuin op de groene zitbal. Wendy ruimt ondertussen de tafel af en Abel worstelt in de badkamer met tandenborstels, pyjama's en Lara. Die krijgt lamme benen als ze een pyjama aan moet. Afleidingsmaneuvers van een meisje dat niet wil gaan slapen. Marit huilt als ik stop met schommelen. Ze wil wandelen en kijken naar de ruisende bladeren. Ik ben al tien keer langs de kippen en de grafsteen van Opa Roland naar het prieeltje geslenterd. Haar gezicht betrekt zodra ik ga zitten. 'Oké oké… we gaan al. Wie krijgt hier lamme benen?' Gelukkig is er deze verende bal. Waarom is bewegen zo belangrijk? Wil ze de wereld zien of herinnert ze zich het klotsende bestaan in de buik van mama? Schommelen geeft haar het veilige gevoel van erbij te horen. Marit wil niet vergeten worden. Gedrag dat we geleerd hebben op de steppe van Afrika, duizenden jaren geleden. Het gekrijs van een kokende fluitketel hield roofdieren op afstand. De groene bal waar we opzitten is mogelijk gemaakt door de tweede industriële revolutie rond 1870. Toen zijn chemie en plastic opgekomen. In het licht van de prehistorie is het pure science-fiction. Vroeger had je hier een kameel voor nodig. Ik zie het zo voor me in Egypte, 1000 vc. 'D'oh … de baby huilt. Ik pak even de kameel. Ben zo terug.' We rijden over de ring van Brussel. Marit wriemelt ontevreden in haar stoeltje. Haar armpjes en beentjes kunnen haar nog niet vervoeren. 'Shhhh… rustig maar. Deze gevangenis is tijdelijk.' Lara illustreert dit dagelijks. Ze rent, stept en fietst de hele tijd in het rond. Ze is nog enthousiast over wat haar benen kunnen. Zelfs in haar slaap beweegt ze af en toe. Zou ze dromen over steppen? Ik pak mijn iPod van haar schoot en zie een kleine krokodil in een badkuip. Hij slaat gefrustreerd op de buizen. 'Waar is mijn water?', heet het spelletje. Ik leid het water snel nog even naar de juiste buis. Zijn bad loopt vol en ik zet mijn iPod uit. Mijn ogen vallen ook dicht. Ik ga dit boek wegleggen en in slaapvallen.(Gedachteboek 32, 7 juni 2013) 

25 juli 2009 is een mugje neergestort. Op de plaats van de crash plakken enkele pootjes en bloed. Er is rond geschreven. Snot, bloemen, muntblaadjes en boodschappenlijstjes, als gedachteboeken op pensioen gaan krijg je ze nog amper dicht. De vele scheuren en kreuken bewijzen dat ze veel uit rugzakken gehaald zijn. Ik heb herstellingen en verstevigingen aangebracht met ducktedtape en lijm. De kaft van gedachteboeken is een pantser van krantenpapier en plakband. Ik lees iets over de kunsthal in Rotterdam en de Burger King. De tekst is geschreven in een cirkelvormige vlek. Hier heeft een glas rode wijn gestaan. Een vettige plek zonnebrandolie zegt me dat het in de zomer geschreven is. Komt het zand tussen de bladzijden van Neeltje Jans? Het eerste voorzichtig onderzoek wijst uit dat gedachteboeken gebruikt zijn als tafelblad en om kampvuren aan te wakkeren. In gedachteboek VIII op 22 augustus 2004 staat hoe we op Veermansplaat (later omgedoopt tot mugjeseiland) naar ons bootje gerend zijn, op de vlucht voor een wolk muggen die plots uit het gras kwam. Dezelfde bladzijden zitten vol bloedvegen en vleugeltjes. Dit boek heeft me gered. Misschien heeft één van deze muggen me gestoken en is het mijn bloed op dit papier. Een DNAanalyse kan uitwijzen of het hier om een authentiek verhaal gaat.  

De echte wereld staat voor de deur. Ik heb straks een gesprek met mevrouw Lathouwers in Pius X en moet daarna naar de VDAB. Een burn-out of overlijden van een leerkracht geschiedenis in het Antwerpse zou nu goed uitkomen. Ik weet niet zeker of ik volgende maand nog geld zal hebben voor eten of huur. Er is altijd nog mijn abonnement op de Zoo van Antwerpen. De apen willen wel een banaan delen… en ik krijg vast wat vis van de pinguïns en sla van de schildpadden. Waar is mijn tentje, slaapzak en vishengel? Ik kan zo intrekken. De zoo heeft ijsvlaktes en tropisch regenwoud: een prehistorisch jachtgebied midden in de stad. In deze tijden van economische crisis kan ik altijd nog jager-verzamelaar worden. Een kluizenaar die op het dak van het centraalstation, stokstaartjes roostert. Genietend van een zonsondergang terwijl onder hem duizenden mensen met de trein van hun werk komen. Dat is het voordeel van een studie geschiedenis. Het gaat er om dat je voor jezelf een nisje kan vinden. (gedachteboek 12, 27 maart 2003)
Gedachteboeken zijn tijdmachines. Ik was vergeten hoe spannend het was om net afgestudeerd te zijn. Hier, voor me, op dit bureau, ligt mijn persoonlijke geschiedenis. De verleiding is groot om mezelf te onderzoeken. Waarom ben ik leerkracht geworden? Hoe kom ik aan een eerder links gedachtegoed? Wie of wat heeft me beïnvloed? Zijn mijn ideeën onveranderlijk of worden ze toch bepaald door de materiële/economische situatie van het moment? Als dat zo is dacht ik als student, met een studiebeurs, heel anders dan nu ik leerkracht geschiedenis ben. De jager-verzamelaar in de zoo is een cynische verwijzing naar de kritiek van mensen als zou een opleiding geschiedenis geen economische relevantie hebben. Dat was dus vroeger ook al zo.
 
'Leg hem maar voorzichtig op het bed.' Minsten vier mensen zijn er nodig om de generaal de trap op te dragen. Zijn harnas rammelt als hij op de dekens ploft. 'Euhm … weet iemand hoe je dit ding uittrekt? Ik krijg er geen beweging in.' Eén van de meisjes veegt wat bloed weg met een doekje. Door het open raam klinkt geschreeuw en rennende mensen. 'Zal ik een hamer en schroevendraaier halen?' 'Zolang we hem maar niet wakker maken' 'Nee… die is doodmoe. Uitgestreden.' 'We hebben iemand nodig met middeleeuwse kennis.' 'Jacob van Maerlandt is naar huis.' 'Is Robrecht I er nog?' 'De graaf van Vlaanderen? Die heb ik net nog op het strand gezien.' 'Hij weet wel hoe je een harnas moet ontmantelen. Ik zal hem halen.' (ongenummerd gedachteboek, geen datum) 
Het is een scène uit het verhaal over het voorbereidingsleger maar wat er precies aan de hand is weet ik niet meer. Op de volgende bladzijde staan een paar slaperige zinnen die volgens mij geschreven zijn in de tuin van Bruinisse. Ik hoor hommels. Luchtbrommers met knallende motoren. Mijn gedachten dwalen af naar de roestige motor van opa in het tuinhuis en de serie 'Sons of Anarchy.' Het is warm. Zweet en zonnebrandolie maken alles glibberig. Wat dit met een moegestreden generaal te maken heeft weet ik niet. Gedachteboeken zijn niet geschreven om duidelijk te zijn. Ze hebben hun eigen taal. Abel en ik zijn buurman en buurman. Waas is mijn moeder. De rode hoed is de auto van Abel en Wendy. Hun kat heet Boris en 'het leuke badje' is de Sport Oase in Leuven. Andere dingen ben ik vergeten. Ik kom telefoonnummers en emailadressen tegen waar niets bijstaat. Boodschappenlijstjes die zoveel eten opsommen dat ze niet alleen voor mij bedoelt kunnen zijn… een luitjesfeest? Het is niet meer te achterhalen. Niet erg. Gedachteboeken kan je eigenlijk niet lezen. Je moet ze onderzoeken. Dat maakt ze zo spannend. Er is heel wat verdwenen in deze boeken. Ik ga de telefoonnummers bellen en luisteren wie er opneemt. 
     
Sommige bladzijden zijn met Pritt aan elkaar gelijmd. In de middeleeuwen werden manuscripten hersteld en opnieuw gebruikt. Historici vinden soms oudere lagen tekst onder de tekst. Ik pulk de puntjes van de bladzijden los. Het papier scheurt. Zit er iets onder wat het daglicht niet mag zien? Slordig schrijven is ook een manier om iets te verstoppen. Soms vallen verhalen pas na een tijdje op. Kleine letters, half verweven in iets anders. De restjes van afgescheurde bladzijden intrigeren. Stonden hier pijnlijke dingen of een mislukt verhaal of had ik papier nodig om onder een tafelpoot te schuiven?  Gedachteboeken bevatten evengoed boosheid, jaloezie en eenzaamheid. Ze zijn niet altijd leuk om te lezen. Schrijven is ook gevaarlijk. Je zit al snel vast in je eigen gelijk. Zelfs zorgeloze strandscènes in Zeeland zou ik niet zomaar vertrouwen. De zomer van 2012 was één van de rotste ooit en toch zijn er veel leuke verhalen dat jaar. Hoe echt is het allemaal? Als dingen pijnlijk worden creëer ik gewoon een betere wereld. Tropische regenwouden of smalle straatjes om me in te verstoppen. In gedachteboeken kan je snel verdwijnen. Een handige truc voor literaire legers. Beroemde filosofen en schilders staan steeds klaar om me te troosten. Het is wraak… een lievere versie. Het enige dat er op papier zal staan wanneer alle domheid verdwenen is.
    
'Compleet nieuw spinnetje is wellicht bloeddorstig' lees ik op 3 mei 2001. Niet alles in deze boeken heeft een doel. Soms zijn dingen gewoon vreemd. Wat stukjes hout op een blad geplakt. Het is bevrijdend in een samenleving die steeds functioneler wordt. Het is leuk om iets uniek te maken. Lara heeft van Renée geleerd hoe ze vlinders moet tekenen. Ze zet op elke bladzijde een vleugel. In de kier tussen de bladzijden tekent ze het lijfje. 'Buur… kijk eens wat deze vlinder kan.' Ze fladdert met het boek. Gedachteboeken zijn een podium voor gekke ideeën. Een plaats waar ik mijn fantasie uitlaat. Ik zie een landschapje van spulletjes, een touwtje, spijkers, gember, een meeuwenvleugel en een spectroscoop die holografische kikkers projecteert. De verschroeide strijkvlakken van een luciferdoosje lijken landingsbanen voor raketten. Het is een fabriek. De spijkers worden met vrachtwagens naar hun plaats gereden. Het hele zootje is op een blad geplakt. Als je lang genoeg kijkt zie je er verhalen in. De Amsterdamse kunstenaar Jacobus Kloppenburg heeft deze Trashthetical lectures uitgevonden. Op 6 februari 2003 hangt een doorschijnend stukje plakband. Een compositie van stof, haren, stukjes teennagel, een dopje van sojasaus, twee euro cent, papiersnippers. Een abstract kunstwerkje gemaakt van fijne rommel die blijft liggen bij het opruimen van mijn bureau. Maak een hoopje, leg er voorzichtig een stuk plakband op en vouw het dubbel om je compositie te vereeuwigen. Verhalen over lang vervlogen activiteiten op dit tafelblad. 

Een iPod Touch hoef je slechts zachtjes te aaien. Met de virtuele knoppen van een smartphone kan ik schrijven, bellen, filmen, mezelf vinden en het weer voorspellen. Dit dingetje praat met satellieten in de ruimte. Het verwijst gedachteboeken en balpennen naar de prehistorie. Is dit het einde van larakunst, luitjeskronieken en mijn schrijfatelier? In een ongenummerd gedachteboek eind 2012 zijn straten getekend. Ze maken scherpe bochten en zijn voorzien van kruispunten en zebrapaden. Laar en ik hebben hier gespeeld. Zij reed met autootjes (de micromachines van haar papa) en ik heb de straten snel voor haar uit getekend. 'vroem, vroem…' 'Lara… niet zo snel!' 'Aaaah… een bocht!' 'Groen… rood stop!' Op mijn iPod staan ook spelletjes. Lara balanceert met glijdende zeepjes en bouwt robots. Ze luistert naar boeken en blaast de huisjes van de drie biggetjes omver. Het is anders en toch ook niet. Soms staan er in de linker benedenhoek van gedachteboeken titels van liedjes. 'Dead End Kids' van Joe Purdy of 'Big Wednesday' van Free*Land uit de soundtrack van de Animatrix. Het stond op toen ik hier zat te schrijven. Muziek die je kan spelen bij het lezen van deze bladzijden. Een soundtrack, net als bij een film. Waarom niet? Romans met een cd. Ik moet denken aan verjaardagskaarten die muziek maken als je ze openvouwt. In gedachteboeken kan je geen muziek bewaren. De beschrijvingen van concerten, Jazz Middelheim, Werchter…  zijn pogingen om geluid te vertalen in woorden. Ik hoor niets meer als ik het lees. Mijn iPod kent vijfduizend liedjes en je kan er geluid mee opnemen. Eindelijk, verlost van het gevecht met woorden en zinnen. Waarom niet alles filmen? En toch is het niet hetzelfde. De filmpjes op mijn iPod stapelen zich op. Op een knopje duwen vergt geen inspanning. Gedachteboeken zijn persoonlijker, creatiever. Je maakt zelf iets op deze lege bladzijden. Dat kan met een iPod eigenlijk ook. Het is maar hoe je hem gebruikt. Gedachteboeken helpen me zien wat er mogelijk is, verhalen filmen, geluidswandelingen opnemen, virtuele speeltuinen voor kleine meisjes maken. Misschien is het toch tijd om deze nieuwe bouwwerf in gebruik te nemen? Het is jammer dat je met een smartphone geen materiële dingen kan verzamelen. Ze missen nog een opbergvakje om voorwerpen in te bewaren, schelpen, bloemetjes en andere troepjes om trashthetical lectures te maken. Gedachteboeken en smartphones vullen elkaar aan. Er is geen ruzie. Op 5 augustus 2011 blinkt een futuristische stad, een industriegebied in bovenaanzicht. De batterij, harde schijf, scherm en microfoontje komen uit één van mijn eerste mp3-spelers. Ik heb het apparaatje uit elkaar geschroefd en op dit blad geplakt. Ik fotografeer mijn gedachteboeken en zet ze op de '(Pirate)buur website'. Zo komt de nieuwe wereld toch nog in de oude terecht en omgekeerd. Met deze ontmantelde mp3speler wordt de vrede herdacht tussen mijn gedachteboeken en cyberspace.  


Er ligt ondertussen een grote berg gedachteboeken op mijn bureau. Mijn geblader valt stil. Verhalen, tekeningen en foto's die ik interessant vond zijn blijven liggen, stormen in de atmosfeer van Jupiter, een meisje in een zilveren jas, een plattegrond van New York met vreemde routes en symbolen. Stukjes verleden. Voor me ligt een oud gedachteboek, één van de eerste. Volgeschreven op het einde van de vorige eeuw. Het begin. 5 mei 1998, toen zat ik op kot in Brussel. De zinnen zijn verzorgd geschreven. 'Ik zit te knoeien aan papers over Merovingische koningen, vakbonden en rijmkronieken. Ze moeten beantwoorden aan een strakke wetenschappelijke vorm. Professoren willen geen fantasie. De cursussen stapelen zich op. Over enkele weken beginnen mijn examens. Ik lees over Amartya Sen, Karel V, Soren Kierkegaard, Thomas Kuhn. Ze zijn mijn enige gezelschap op dit kleine kamertje. We zitten op het strand onder de sterren en discussiëren over kapitalisme en postmodernisme. Ze gaan me helpen. Diplomaten, schilders en romeinse generaals rond het kampvuur. 


Niels Sverlow, 21 juli 2013