Eens je materiële resten (werktuigen, versieringen, schedels, funderingen, munten, vishaken, mummies...) gevonden hebt is het tijd om ze te analyseren. Hieronder vind je vragen die archeologen stellen bij het bestuderen van overblijfselen uit het verleden.
Niet alle vragen zullen voor elke archeologische expeditie even nuttig zijn maar het is toch interessant om zoveel mogelijk vragen bij je onderwerp te betrekken.
1. Hoe was de samenleving georganiseerd?
Met wat voor soort maatschappij hebben jullie te maken? Gaat het om een groep jager/verzamelaars of een stam, of clan of een staat? Wie had de macht en hoe werd die verworven en in stand gehouden? Was er sprake van verschillende groepen in de samenleving? Speelde geloof (het religieuze) een rol? Zie je verschillende dorpen, steden...? Hoe verhouden die zich tot elkaar? Welke talen werden er gesproken? Was er sprake van een schrift? Zijn er verschillende beroepen, economische sectoren in de samenleving? Bestudeer de sociale relaties. Was er sprake van een taakverdeling in de maatschappij? Bekijk de man/vrouw relaties. Wat was de rol van kinderen, ouderen, vreemdelingen, mensen met een handicap?
2. Hoe zag het landschap, de omgeving eruit?
Welke materiële voorwaarden zijn er aanwezig? In welke fysieke omstandigheden moeten mensen leven? Beschrijf het landschap. Heb aandacht voor rivieren, bergketens, gletsjers, vruchtbare grond, eilanden, oceanen. Welke dieren (paarden, olifanten, muggen)vind je in hun onmiddellijke omgeving terug. Gaat het om natuurlijke vijanden of een voedselbron of energiebron of transportmiddel. Hoe bepalen deze fysieke omstandigheden de structuur en ideeën van een samenleving? Is er sprake van overexploitatie, uitputting van natuurlijke rijkdommen en bestaansmiddelen, milieuvervuiling?
3. Wat aten ze?
Wat aten mensen? Bestudeer hun dieet. Zie je verschillen tussen bepaalde streken en seizoenen? Hoe werd het eten bereid? Wat zegt dit over activiteiten van mensen. Hoe werd er gegeten? Wie at wat? Welke wilde of tamme dieren hebben mensen tot hun beschikking? Doen ze aan landbouw? Zo ja hoe? Welke gewassen verbouwden ze?
4. Welke gereedschappen maakten en gebruiken ze?
Over welke werktuigen konden mensen beschikken? (stenen bijlen, aardewerk, textiel...) Welke functie hadden ze? Hoe werden ze gebruikt? Hoe werden deze voorwerpen vervaardigd? Welke materialen hadden mensen tot hun beschikking? (steen, ijzer, hout, klei, katoen, wol...) Waar konden ze deze materialen vinden?
5. Welke contacten (met andere volkeren, culturen) hadden ze?
Was er sprake van invloed van buitenaf? Denk aan handel en migraties. Waren er conflicten? Oorlogen met andere groepen/volkeren?
6. Wat dachten ze? (cognitieve archeologie)
Bestudeer en reconstrueer de cognitieve map van mensen. Welke ideeën hielden ze er op na? Welke symbolen vind je terug. Probeer hun oorspronkelijke betekenis te achterhalen. Hoe keken ze naar de wereld om hun heen? Denk aan verhalen, mythes, theorieën...
Handelingen (het vervaardigen van een werktuig of religieuze rituelen) wijzen op bepaalde technieken en ideeën. Over welke kennis konden mensen beschikken?
Hoe verliep de communicatie tussen mensen? Welke communicatiemiddelen hadden ze tot hun beschikking?
7. Wie waren ze? Hoe zagen ze eruit?
Wat was het geslacht en de leeftijd (hoe lang hebben ze geleefd?) van mensen? Hoe zagen ze eruit? Denk aan lichaamsversiering, haartooi, tatoeages, mode, stijl, smaak. Kan je hun gezichten reconstrueren? Waren ze verwant aan elkaar? Gaat het om dezelfde familie? Hoe liepen en bewogen ze zich? Was de persoon links of rechtshandig? Kon hij/zij praten? Is er sprake van specifieke slijtage die kan wijzen op bepaalde veelvoorkomende handelingen. (zie tanden en handen...) Kan je iets zeggen over seksualiteit en voortplanting? Waren ze preuts of niet?
Was er sprake van bepaalde ziektes, misvormingen, afwijkingen? Waar zijn mensen aan gestorven? Heb aandacht voor virussen, bacteriën, parasieten, roofdieren, natuurrampen, hongersnoden en ander gevaren. Zie je tekenen van ondervoeding? Over welke medische kennis en technieken konden mensen beschikken? Bestudeer de demografie. Zie je evoluties in de bevolking? Wat veel je over hun etniciteit, afkomst?
8. Hoe en waarom zijn dingen veranderd?
Waar komen nieuwe dingen vandaan? Wanneer en hoe bedenken mensen nieuwe technieken. Hoe ontstaan nieuwe ideeën? Verklaar de opkomst en het verval van culturen en samenlevingen? Hoe hebben complexe maatschappijen zich ontwikkeld? Hoe is de landbouw ontstaan? Hoe belangrijk zijn individuen in dit soort processen? |
Pius X > Archeologieproject >